Als een donderslag bij heldere hemel bereikte ons het bericht dat architect Herman de Kovel op 5 november 2024 is overleden. Hij was 71 jaar en nog druk met architectuur bezig.
Herman’s scherpe, analytische kijk op architectuur kwam voort uit zijn eigenzinnige karakter. Van jongs af aan ging zijn voorkeur uit naar strak ontworpen, moderne architectuur zonder franje. Ludwig Mies van der Rohe was hierin zijn grote voorbeeld.
Geboren en getogen in Rotterdam, trok Herman op 18-jarige leeftijd naar de TH Delft om architectuur te studeren. Hij wilde bouwen en het liefst grote gebouwen ontwerpen maar dat werd in het Delft van de jaren ’70 als een misdrijf beschouwd. Toen de beginnende Rem Koolhaas op het toneel verscheen veranderde het klimaat. De projecten die Herman tijdens zijn studie ontwierp waren zo helder en krachtig dat deze door zijn docenten steevast hoog werden gewaardeerd.
Nadat hij cum laude was afgestudeerd vertrok Herman in 1980 naar Berlijn om onder leiding van Josef Kleihues zijn bijdrage te leveren aan de legendarische “Internationale Bauausstellung (IBA)’. Hij werkte nauw samen met de nog onbekende Hans Kollhoff en voelde zich daar volledig op zijn plek. Binnen een jaar keerde hij echter op verzoek van Rem Koolhaas terug naar Rotterdam om in diens pas opgerichte bureau Office for Metropolitan Architecture te gaan werken. Het verlangen om het bouwen niet langer uit te stellen werd na enige tijd te sterk en Herman verliet OMA om zelfstandig projectontwikkelaar-architect Amerikaanse stijl te worden. Op dat moment stelden zijn voormalige studiegenoten Dolf Dobbelaar en Paul de Vroom hem voor om een samenwerking te beginnen. Dit zou leiden tot de oprichting van het bureau Dobbelaar, de Kovel, de Vroom Architecten, dat snel bekend werd als DKV.
Het nieuwe driemanschap presenteerde zich voor het eerst op de Biënnale Jonge Nederlandse Architecten in 1983. Daarna volgden de eerste besloten prijsvragen en meervoudige opdrachten waaronder de IBA prijsvraag ‘Anhalter Bahnhof’ te Berlijn. Deze inzending behaalde de 4e prijs en een zogenaamde ‘Ankauf’, bestaande uit het geldbedrag waarmee DKV zijn eerste thuisbasis kon huren.
De besloten prijsvraag Ammersooiseplein in Rotterdam betekende DKV’s eerste sociale woningbouw opdracht, al snel gevolgd door de tweede opdracht: het woongebouw Kop St. Janshaven.
In 1989 schreef Joris Molenaar in het tijdschrift Archis een recensie van beide projecten onder de titel ‘Herbergzame ongenaakbaarheid’. Volgens Molenaar wordt de architectuur van DKV gekenmerkt door superieure heldere plattegronden, de eenheid van woning, gebouw en omgeving en een nieuw elan in interpretatie van woning-typologieën. In het jaar ervoor had het Franse tijdschrift AMC DKV opgenomen in zijn selectie van 20 veelbelovende jonge Europese architecten. Door deze bijval nam het bureau een hoge vlucht.
De bouwopdrachten namen toe in aantal en volume, het bureau werd groter en DKV kreeg in 1991 de uitnodiging om deel te nemen aan de Nederlandse inzending voor de Architectuur Biënnale in Venetië ‘Modernisme zonder dogma’.
Projecten als het Rotterdamse Woongebouw Zalmhaven en het appartementengebouw Kop van Havendiep in Lelystad, twee van Herman’s favorieten die in brede kring zijn gepubliceerd, vormen schoolvoorbeelden van DKV projecten waarin via een zorgvuldig proces van ontwerp, uitwerking en directievoering een architectuur wordt verkregen die uitblinkt door zijn heldere eenvoud.
Na het vertrek van Dolf Dobbelaar in 2009 werd het bureau door De Kovel en De Vroom voortgezet met twee nieuwe partners, Roel Bosch en Wico Valk. DKV groeide in korte tijd uit tot een bureau met ruim 40 medewerkers en bouwde verder aan een omvangrijk oeuvre. In 2009 realiseerde Herman in Rotterdam zijn eigen woonhuis, een bungalow van een Miesiaanse zuiverheid, waaraan niets te veel is. De wereldwijde financiële crisis maakte in 2013 een einde aan het bestaan van DKV Architecten.
Onder de naam De Kovel Architecten zette Herman direct zijn werkzaamheden voort. Hij realiseerde in Rotterdam twee projecten: de eengezinswoningen NN Kralingen en het Hospice de Liefde. Met dit project liet Herman opnieuw zien waar hij voor stond: vanzelfsprekende schoonheid door ingetogen eenvoud in vorm en detail.